Individueel roosteren en ‘het nieuwe werken’ vereisen een organisatorische én culturele verandering; het gaat om veel meer dan uitsluitend een verandering in het planproces. Het is de uitkomst van een andere kijk op het omgaan met medewerkers om het meeste uit hun potentieel en dat van de organisatie te halen. Het samen dragen van verantwoordelijkheid is een van de grondbeginselen van zelfroosteren. Medewerkers zijn verantwoordelijk voor het met elkaar invullen van de bezettingseisen – een groot verschil met andere roostermethodieken. Vertrouwen tussen medewerkers onderling en tussen medewerkers en de leiding zijn daarbij cruciaal. Een goed besef van de relevante begrippen kan daarbij helpen.
Zelfroosteren betekent een organisatorische, maar ook een culturele verandering. Het is dan ook geen verrassing dat het zelfroosteren slecht samengaat met vormen van leidinggeven die gericht zijn op vaste regels en controle. Individueel roosteren steunt juist op zaken als eigen verantwoordelijkheid en initiatief.
In het verlengde van de bovenstaande gedachte hebben we geprobeerd op deze website een overzicht te bieden van enkele belangrijke vragen op dit gebied, zoals ‘waarom moet ik zelfroosteren?’ en ‘voor wie is zelfroosteren geschikt?’. Ook hebben we aanvullende informatie opgenomen, zoals een overzicht van enkele succesverhalen uit de praktijk en de 7 succesfactoren van zelfroosteren. Neem vrijblijvend contact op met al uw vragen over flexibel roosteren.
Beknopte Begrippenlijst Zelfroosteren
Arbeidstijdenwet – De Vernieuwde Arbeidstijdenwet (2007) legt, evenals de Arbeidsomstandighedenwet, regels vast voor arbeids- en rusttijden voor werknemers. Beide wetten zorgen voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van werknemers tijdens de uitvoering van hun werk. Het oogmerk van de ATW is ook het vereenvoudigen van de combinatie van arbeid te met zorgtaken en andere persoonlijke verantwoordelijkheden en activiteiten. De ATW geldt voor werknemers bij zowel overheid als bedrijfsleven (inclusief stagiaires en uitzendkrachten) en in sommige gevallen ook voor zelfstandigen.
Zie www.arbeidstijdenwet.nl voor meer details.
Bezettingseisen – Bezettingseisen geven aan hoeveel medewerkers (met bepaalde taken, functies, capaciteiten en verantwoordelijkheden) er in een bepaalde periode nodig zijn. Bezettingseisen kunnen worden vastgelegd voor diensten, dienstencombinaties en werkplekken. Bezettingseisen kunnen worden aangeduid door middel van minimale, normale en maximale eisen.
CAO – Een collectieve arbeidsovereenkomst (meestal afgekort tot cao of CAO) is een verzameling afspraken tussen (vertegenwoordigers van) werkgevers en vertegenwoordigers van werknemers. De cao is een aanvulling op de individuele arbeidsovereenkomst die een werkgever en zijn werknemer met elkaar sluiten.
Consignatie – Systeem van bereikbaarheid en/of beschikbaarheid voor het verrichten van bepaalde taken en werkzaamheden.
Dienst – Een dienst is een aan- of afwezigheidperiode die op een bepaalde kalenderdag wordt ingepland. In de zin van de ATW is een dienst een aaneengesloten periode waarin arbeid wordt verricht en die wordt begrensd door de bij de opvolgende dagelijkse of wekelijkse onafgebroken rusttijden. De duur van de dienst is de som van de arbeidstijd en de pauze(s).
Dienstpatroon – Een opeenvolgingen van diensten die zich repeterend in de tijd herhalen in een horizontaal of verticaal) dienstrooster.
Gerealiseerd rooster – Het daadwerkelijk gepresteerde rooster. Vanwege factoren als bijvoorbeeld ziekte kan dit rooster afwijken van het vastgesteld en gepubliceerd rooster.
Het Nieuwe Werken – In de visie van Déhora omvat deze term een zeer breed spectrum aan sociale, organisatorische en technologische ontwikkelingen. Deze zorgen er voor dat ‘de nieuwe werker’ vrijwel altijd en overal kan werken (en samenwerken met zijn of haar collega’s). In onze definitie van “HNW” staan flexibiliteit en eigen verantwoordelijkheid centraal.
Individueel roosteren – Synoniem voor zelfroosteren.
Meeruren – De definitie van meeruren overlapt soms (ten dele) met die van plusuren.
De precieze betekenis verschilt van CAO tot CAO en tussen bedrijfstakken. Over het algemeen wordt bedoeld: de uren die een medewerker (in opdracht) werkt bovenop het aantal uren dat hij of zij die dag volgens het vastgesteld en gepubliceerd rooster zou moeten werken.
Minderuren – De exacte definitie van ‘minderuren’ verschilt tussen CAO’s en branches, maar over het algemeen wordt bedoeld: uren die een medewerker minder werkt dan hij of zij volgens het vastgestelde en/of gepubliceerde rooster zou moeten werken.
Oproepkracht – Een medewerker met een overeenkomst om voor een afgesproken aantal uren werkzaamheden te verrichten. De momenten waarop hij of zij deze werkzaamheden verricht worden in onderling overleg tussen de medewerker en de werkgever bepaald.
Participatief roosteren – Synoniem voor zelfroosteren.
Participerend roosteren – Synoniem voor zelfroosteren.
Planperiode – Periode van bijvoorbeeld 1 week of 1 maand die wordt gebruikt om de roosters ten behoeve van de personeelsplanning vast te stellen.
Plusuren – De definitie van plusuren overlapt soms (ten dele) met die van meeruren.
De precieze betekenis verschilt van CAO tot CAO en tussen bedrijfstakken. Over het algemeen wordt bedoeld: de uren die een medewerker (in opdracht) werkt bovenop het aantal uren dat hij of zij die dag volgens het vastgesteld en gepubliceerd rooster zou moeten werken.
Reservedienst – Een dienst waarbij een medewerker geacht wordt gedurende een bepaalde periode aanwezig te zijn op een locatie, maar waarbij nog geen specifieke taken aan de medewerker zijn toegewezen. Een reservedienst is bedoeld om verwachte uitval van collega’s door zaken als ziekte en incidenten op te vangen. Zodra de medewerker daadwerkelijk wordt ingezet, wordt de reservedienst vervangen door de feitelijke dienst.